Snijd het goed gewassen en schoongemaakte konijn in stukjes (als u ervan houdt kunt u de lever laten zitten, die is erg lekker). Doe de stukjes konijn met de olijfolie, de knoflook, de rozemarijn en anderhalf glas water, zout en peper in een ruime, liefst antiaanbak, braadpan. Dek goed af en laat langzaam koken totdat het water geheel is opgenomen. Kleur de stukjes konijn goed in de pan, voeg hierna de witte wijn toe en laat deze verdampen. Voeg eventueel een half glas warm water toe, wanneer het vlees nog wat hard is om het gaar te laten worden. Probeer met een vork: het konijn moet uiteindelijk gaar en zacht zijn.

Voor de aardappels gaat u als volgt te werk: schil ze, was ze, droog ze en snijd ze in grote stukken; bak ze in een koekenpan half gevuld met olijfolie die u goed hebt verhit. Wanneer ze goudbruin zijn, haalt u ze met een schuimspaan uit de pan en laat u ze uitlekken op keukenpapier. Voeg een beetje zout toe. Breng ze op smaak door ze, alvorens alles van het vuur te halen, nog 2 à 3 minuten bij het vlees in de braadpan te doen.