Bereid de bechamelsaus: laat de boter smelten in een kleine pan (met dikke bodem) op heel zacht vuur. Voeg zodra de boter is gesmolten, het meel toe en meng het 2 à 3 minuten met een houten lepel met de boter, zonder te laten bruinen. Breng in de tussentijd de melk aan de kook. Giet een beetje kokende melk in het pannetje en roer goed; voeg de rest van de melk beetje bij beetje toe, onder voortdurend roeren. Laat ongeveer 10 minuten koken op zeer laag vuur. Let erop dat de saus niet aankoekt op de bodem van de pan. Van het vuur halen en op smaak brengen met zout en nootmuskaat. Doe de saus in een kom en dek af. Snijd de ui in blokjes en fruit hem met 5 el olijfolie in een koekenpan met dikke bodem. Snijd de capocollo en de bacon in reepjes en doe deze, wanneer de ui begint te blonderen, in de koekenpan. Roer en voeg de helft van de druiven toe. Laat nog fruiten en voeg, na 5 à 6 minuten ook de rest van de druiven toe. Ondertussen heeft u de Ricciole gekookt. Giet ze goed beetgaar af en maak ze in een schaal aan met 2 eetlepels olijfolie, zodat ze niet aan elkaar plakken. Voeg de 'saus' uit de koekenpan bij de bechamelsaus en meng goed. Voeg 50 g pecorino toe en roer opnieuw. Doe alles bij de Ricciole, meng de pasta goed met de saus en doe in een ingevette ovenschaal. Schud de ovenschaal een beetje om de pasta uit te spreiden en maak glad. Bestrooi met de rest van de pecorino en met een paar klontjes boter (die u buiten de koelkast had gehouden). Bak 30 minuten in de oven op 200 °C zodat het oppervlak een mooie goudbruine kleur krijgt. Laat de pasta 15 à 20 minuten 'rusten' alvorens op tafel te zetten.