Maak de spinazie schoon, was hem en kook hem in een afgedekte pan op laag vuur met olie in ongeveer 10 minuten gaar. Roer af en toe; licht zouten. Knijp de spinazie uit en hak hem op een snijplank fijn met een mes. Doe de eieren, de fijngehakte spinazie, de geraspte Pecorino kaas, zout, peper en nootmuskaat in een schaal en meng. Hak de pijnboompitten fijn en voeg ze aan het mengsel toe, samen met een eetlepel melk om zacht te maken. Roer nogmaals om alles te mengen.
Maak 4 vormpjes klaar: vet de binnenkant in met een beetje zachte boter en bestrooi met paneermeel, om het ’eruit komen’ van de taartjes na het bakken te vergemakkelijken. Vul de vormpjes tot 1 cm van de rand met het mengsel, zet ze op een bakplaat en giet een derde deel water in de bakplaat, zodat ze au bain-marie gaar worden. Bak 25 à 30 minuten in een voorverwarmde oven op 180 °C. Steek na die tijd een tandenstoker in het midden van de taartjes: hij moet er droog uitkomen. Als ze lauw zijn geworden, haalt u de taartjes met het lemmet van een mes uit de vormpjes.
Voor de Pecorino-crème: verwarm de melk in een steelpan met een hoge rand (het mag niet koken). Smelt op laag vuur de boter in een steelpan met dikke bodem en voeg vervolgens het gezeefde meel, al roerend toe. Meng met een garde tot een dik, goudkleurig romig mengsel ontstaat. Voeg beetje bij beetje de eerder verwarmde melk toe en meng goed met de garde. Blijf roeren en kook op een laag vuur. Wanneer het mengsel is ingedikt, de pan van het vuur nemen, de grof geraspte (in een rasp met grote gaten) verse pecorino toevoegen, beetje bij beetje, en mengen met een garde. De crème moet vrij dik zijn: als u er met een lepel een beetje uit schept en het terug in de pan laat vallen, moet het even aan de oppervlakte blijven voordat het in het oppervlak zakt. Bedek de taartjes met een flinke lepel crème en dien op.