Doe het meel in een bergje met een kuiltje in een schaal. Doe de zuurdesem en het water beetje bij beetje in het midden, roer met een vork. Voeg 4 eetlepels olijfolie toe, meng opnieuw. Kneed verder met uw handen tot een homogeen deeg ontstaat. Keer het deeg uit op een met wat meel bestoven werkvlak en kneed het krachtig tot het een compacte, gladde bal vormt. Doe deze in een schaal afgedekt met huishoudfolie en laat een nacht rijzen in de koelkast. De volgende ochtend haalt u de schaal uit de koelkast en laat opnieuw 3 uur rijzen op kamertemperatuur (als u de rijstijd wilt verkorten, gebruik dan 12 g biergist in plaats van zuurdesem en laat 2 uur rijzen op kamertemperatuur, bij voorkeur bij 18-20 °C). Bereid ondertussen de vulling: meng in een schaal de ricotta (eerst geplet met een vork) met de pecorino, de ontvelde en met de vingers verkruimelde saucijsjes, de goed uitgelekte Carciofini Trifolati, de marjolein, de geraspte citroenschil, zout en peper. Wanneer het deeg is gerezen, rolt u het uit met een deegroller (gebruik een beetje meel om te voorkomen dat het gaat plakken) tot een schijf met een iets grotere diameter dan de bakvorm waarin u de taart gaat bakken. Leg de schijf in de met 1 eetlepel olijfolie ingevette en met meel bestoven bakvorm; laat het deeg ook aan de randen goed aansluiten. Doe de vulling erin, spreid hem uit en maak glad. Vouw de randen van het deeg naar binnen en bestrijk het hele oppervlak met losgeklopt eigeel; bak 35 à 40 minuten in een voorverwarmde oven op 180 °C, tot de taart mooi goudbruin is. Laat de taart een tiental minuten rusten voordat u hem serveert. U kunt hem als voorgerecht eten, maar ook als hoofdgerecht met sla of rauwe groenten. Hij is direct lekker, lauwwarm, maar kan goed worden bewaard en is ook koud heerlijk.